Het jaarlijkse ALS/MND symposium vond dit jaar plaats in Orlando, USA. Onder Motor Neuron Disease (MND) vallen zowel ALS, PLS als PSMA. Meer dan 800 wetenschappers, artsen en andere zorgverleners van over de hele wereld waren aanwezig om de laatste resultaten van onderzoek naar deze ziektes te delen. Arts-onderzoekers van het ALS Centrum Nederland waren aanwezig en doen voor u verslag.
Lees hieronder het verslag van arts-onderzoeker Perry van Doormaal over de sessie over toekomstige mogelijkheden voor gentherapie voor de kinderspierziekte SMA en mogelijk in de toekomst ook voor ALS.

Arts-onderzoeker Perry van Doormaal
Gene therapy sessie
Deze sessie beschreef mogelijkheden om het DNA, het erfelijk materiaal in de lichaamscellen, zo aan te passen dat schadelijke eiwitten niet meer of in een niet-schadelijke vorm gemaakt worden. Dit is een experimentele methode die voor ALS nog niet in de kliniek wordt toegepast. Sommige andere ziekten lopen hiermee een paar passen voor vanwege verschillende redenen. Omdat we van de successen in het onderzoek van deze ziekten kunnen leren, behandelden twee van de drie sprekers nieuwe experimentele behandelingen op kinderen met SMA en wat dit kan betekenen voor de behandeling van ALS.
SMA is een progressieve ziekte die net als ALS de motorische zenuwen beschadigt. Bij SMA leidt dit echter al tot zwakte vanaf een zeer jonge leeftijd. Van deze ziekte is, in tegenstelling tot ALS, een erfelijke afwijking bekend die bij alle patiënten de ziekte veroorzaakt (mutaties in het SMN1-en SMN2-gen) en weten we dus welk deel van het DNA aangepakt moet worden.
Professor Krainer van het Cold Spring Harbor Laboratory in de Verenigde Staten vertelde over een nieuw ontwikkeld medicijn (een antisense oligonucleotide) voor SMA dat een deel van het SMN2-gen blokkeert. Hierdoor wordt het eiwit niet meer opgeknipt en werkt het beter. Het is getest in een muismodel met SMA. Behandelde muizen bewogen veel meer en renden rond waar de onbehandelde muizen zeer weinig beweging vertoonden. Deze DNA-blokker werkt lang en hoeft maar twee maal per jaar gegeven te worden. Het betreft dus nog wel een muizenstudie en wordt nu bij patiënten met SMA getest.
Doctor Kaspar van de Ohio State universiteit in de Verenigde Staten heeft verteld over een nieuwe behandeling die bij kinderen met SMA wordt getest in een fase 1 studie. Hiervoor maken ze gebruik van virussen. Alle virussen hebben de mogelijkheid om stukjes DNA in te bouwen in menselijke cellen. Het laboratorium van dr. Kaspar gebruikt speciale aangepaste virussen die gecontroleerd in zenuwcellen twee goede kopieën van het SMN2-gen inbouwen. Hierdoor kun je door een eenmalige infusie van het virus voor lange tijd (misschien wel voor altijd) een goed werkend SMN2-gen krijgen. Twaalf kinderen onder de 1 jaar, die normaal niet de kracht hebben om ooit te kunnen zitten (SMA type 1), hebben deze behandeling in een fase-1 studieopzet gekregen. Hoewel de studie is opgezet om te kijken of het veilig te geven is, bleken alle 12 kinderen vooruit te gaan in kracht en functie, waarbij meerdere kinderen zelfs geleerd hebben te kunnen zitten en hun hoofd kunnen heffen (iets wat bij deze aandoening normaal gesproken niet mogelijk is).
In deze presentatie werd ook onderzoek bij ALS muismodellen beschreven waarbij door DNA inbouw via deze virussen het ziekte-veroorzakend SOD1-eiwit werd onderdrukt. De muizen leefden hierdoor langer. Het is echter nog niet bij mensen geprobeerd, we weten nog niet of er een afweerreactie optreedt of hoe het effect is als iemand al langer klachten heeft voordat de behandeling gestart wordt.
Muizen reageren, zoals in het verleden meerdere malen bleek, anders op sommige behandelingen dan mensen met ALS en positieve resultaten van hoeven dus niet te betekenen dat het bij mensen hetzelfde effect heeft.
Door doctor Biferi (Parijs, Frankrijk) werden de resultaten van een SOD1 blokker (antisense nucleotide) beschreven, die door een virus wordt ingebouwd in het DNA van ALS-muizen (muismodel met het SOD1-gen). Hierdoor werd de concentratie van het schadelijke afwijkende SOD1-eiwit in zenuwen verminderd en leefden deze muizen 95% langer. Hierbij moet wel gemeld worden dat deze muizen meteen na de geboorte (dus voor het ontstaan van de klachten) al behandeld werden. Als de behandeling later gegeven werd, op het moment van de eerste klachten, is de overlevingswinst minder, maar met 58% nog steeds substantieel. Ook de kracht en beweging verbeteren.
Conclusie
Concluderend gaf deze sessie mooie voorbeelden van deze nieuwe manier van het behandelen van zenuwziekten met een erfelijke oorzaak. Maar wat betekent het voor de behandeling voor ALS? Hiervoor moeten we ons enkele zaken realiseren: SMA is een andere ziekte dan ALS. Bij een zeer groot gedeelte van mensen met ALS is er geen pure erfelijke oorzaak die aangepakt kan worden. Wel zijn nieuwe ontdekkingen over het ontstaan van ALS, zoals de recent gevonden erfelijke oorzaak in het C9ORF72-gen, belangrijk omdat ze aangepakt kunnen worden met dit soort onderzoek. Ook is, met uitzondering van het tweede onderzoek bij kinderen met SMA, het onderzoek uitgevoerd op muismodellen. Deze muizen reageren, zoals in het verleden meerdere malen bleek, anders op sommige behandelingen dan mensen met ALS en hoeft dus niet te betekenen dat het bij mensen hetzelfde effect heeft. Hoewel deze punten belangrijk zijn om te realiseren, is gentherapie een vak in beweging met zeker mogelijkheden voor verder onderzoek bij ALS.
Gentherapie is een vak in beweging met zeker mogelijkheden voor verder onderzoek bij ALS.
Meer informatie over het ALS/MND symposium
Lees ook de verslagen van de andere sessies:
- Sessie holistic care
- Sessie electrophysiology and imaging
- Sessie ALS heterogeniteit en progressie
- Sessie clinical management
Bekijk ook het programma van het volledige ALS/MND symposium. Tijdens het congres zijn Engelstalige verslagen van symposia en lezingen gepubliceerd op www.mndresearch.wordpress.com

Perry van Doormaal bij zijn poster op het ALS symposium