Veranderingen in de manier waarop iemand informatie verwerkt, hoe iemand in staat is om te leren (cognitie), en veranderingen in gedrag komen regelmatig voor bij mensen met ALS. Groot onderzoek van het ALS Centrum toont nu aan dat cognitie en gedragsveranderingen bij PSMA en PLS met dezelfde frequentie voorkomen als bij ALS. De resultaten bieden nieuw inzicht in beide zeldzame aandoeningen en opent mogelijk nieuwe deuren in de toekomst voor deze patiënten.
Voorheen werden de ziektes PSMA en PLS gezien als aandoeningen waarbij de ziekte zich alleen beperkt tot het afsterven van de motorische zenuwcellen: de motorische zenuwcellen in het ruggenmerg bij PSMA en de centrale motorische neuronen bij PLS. Dat nu is aangetoond dat veranderingen in cognitie en in gedrag regelmatig voorkomen bij mensen met PSMA (37%) en PLS (49%) is van groot belang voor de kennis over deze ziekten.
Zo kan het artsen enorm helpen bij het stellen van de diagnose, en kan het helpen in het bieden van de juiste zorg voor deze patiënten. Daarnaast heeft het ook gevolgen voor de manier waarop artsen naar beide ziekten kijken. Waar voorheen werd aangenomen dat PSMA en PLS echt andere ziekten waren dan ALS, lijkt het er meer en meer op dat zowel PSMA als PLS eerder (sub)types van ALS zijn.
PSMA en PLS als (sub)types van ALS opent mogelijk nieuwe deuren
Dat PSMA en PLS waarschijnlijk (sub)types van ALS zijn opent mogelijk deuren voor patiënten met betrekking op toekomstige behandeling van deze ziekten. Doordat zowel PSMA als PLS weinig voorkomen maakt onderzoek naar een behandeling hiervoor enorm ingewikkeld. Daarnaast kunnen mensen met PSMA en PLS momenteel niet meedoen aan medicijnonderzoek voor ALS. Nu het bewijs voor deze ziekten als (sub)types van ALS steeds groter wordt zou in de toekomst misschien kunnen betekenen dat deze mensen ook mee kunnen doen aan ALS medicijnonderzoek.
Meer weten?