Van woensdag 20 – vrijdag 22 juni 2018 vond het ENCALS congres plaats in Oxford. Een delegatie van onderzoekers van ALS Centrum is ook aanwezig om onderzoek te presenteren en informatie te delen. Tijdens de eerste sessie kwamen verscheidene onderzoekers van het UMC Utrecht aan het woord.
Excitabilty-metingen
Als eerste van de UMC Utrecht onderzoekers, kwam Boudewijn Sleutjes aan het woord. Hij vertelde over zijn onderzoek naar de invloed van de medicijnen riluzol en retigabine op de (perifere) zenuwfunctie met behulp van excitability-metingen. Met een excitability-meting kan de ‘prikkelbaarheid’ van de zenuwen – hoe makkelijk zenuwen op externe prikkels reageren – zeer nauwkeurig worden vastgesteld.
Uit de resultaten van de metingen bleek dat riluzol geen acute effecten op de prikkelbaarheid van de zenuw liet zien. Dat wil echter niet zeggen dat riluzol geen effect heeft op ALS: een vertragend effect van riluzol op het ziekteverloop bij ALS is veel in eerder onderzoek aangetoond.
Bij retigabine was er wel een duidelijk effect in de prikkelbaarheid van de zenuw te zien. Wat dit resultaat betekent voor het ziekteverloop van ALS is op basis van deze studie nog niet te zeggen, omdat alleen naar het acute effect is gekeken. Daarom is verder onderzoek dat naar de lange termijn effecten kijkt, nodig.
Lees hier meer over dit onderzoek.
Hersenverbindingen
Ook collega Jil Meier van het UMC Utrecht vertelde iets over haar onderzoek. Zij heeft een model gepresenteerd waarmee voorspeld kan worden welke hersenverbindingen van ALS-patiënten in de loop der tijd aangedaan raken. Om tot dit model te komen, werden MRI-scans van zowel ALS-patiënten als gezonde mensen bestudeerd om per individu alle verbindingen tussen alle hersenregio’s in kaart te brengen. Dit wordt het connectoom genoemd. In totaal werden 143 ALS-patiënten, waarvan meerdere scans beschikbaar waren, vergeleken met scans van 143 gezonde controlepersonen.
Vervolgens paste Meier op dit connectoom een wiskundig model toe, waarbij fictieve deeltjes die zich door de hersenen bewegen, worden gevolgd. Dit wordt een ‘random walker model’ genoemd. Aan de hand van hoe sterk verbindingen tussen hersendelen zijn, wordt bepaald hoe groot de kans is dat een deeltje het ene pad boven het andere verkiest. Door de deeltjes vervolgens heel veel keer door de ‘hersenpaden’ te laten lopen, waarbij deze kansen in acht worden genomen, ontstaat er een overzicht van ‘voorkeursroutes’. Vertaald naar ALS kan op deze manier per individu worden bepaald hoe de ziekte zich door de hersenen verspreidt.
C9orf72
Eén van de bekendste genetische afwijkingen bij de erfelijke variant van ALS is de ‘C9orf72 repeat expansie’. Familieleden met zo’n genetische mutatie hebben een verhoogde kans op het krijgen van ALS op latere leeftijd. In de studie van Henk-Jan Westeneng werden gezonde familieleden die een mutatie hebben – ook wel dragers genoemd – vergeleken met gezonde familieleden die geen mutatie hebben. Het doel daarbij was om inzicht te krijgen in de meest vroege veranderingen die optreden in de hersenen van mensen die nu gezond zijn, maar over bijvoorbeeld tien jaar mogelijk ALS hebben. Deze inzichten kunnen helpen om de ziekte beter te behandelen of, beter nog, te voorkomen.
Om dit te realiseren hebben de onderzoekers van het ALS Centrum gebruik gemaakt van een zeer sterke MRI-scanner, met een veldsterkte van 7 Tesla. Zij hebben zich hierbij gericht op fosfor. Uit de resultaten bleek dat sommige gezonde mensen met deze mutatie meer meer afbraak van cellen hebben in hersengebieden waarvan bekend is dat ze aangedaan zijn bij patiënten met ALS. Ook werden er aanwijzingen gevonden dat de hersenen proberen om de ‘schade’ te repareren. Het lijkt er echter op de hoeveelheid ‘afbraak’ toch groter is dan de hoeveelheid ‘opbouw’ van celmembranen.
Daarnaast ontdekten de onderzoekers dat ook de energiehuishouding in een voor ALS zeer belangrijk hersengebied aangedaan is. Deze veranderingen in de energiehuishouding zijn ook al zichtbaar bij jonge mensen die drager van het gen zijn en nog geen ALS hebben. Dit betekent dat de ziekte mogelijk nog vóór er symptomen ontstaan, gesignaleerd kan worden. Het kan bij deze mensen nog best tien jaar of langer kan duren voordat zij uiteindelijk ALS-symptomen gaan vertonen.
Lees hier meer over dit onderzoek.
Elektrische schokken
Tot slot presenteerde Susan Peters van het UMC Utrecht een aantal voorlopige resultaten uit de internationale Euro-MOTOR populatiestudie. Mensen die beroepsmatig veel aan magnetische velden afkomstig van elektrische apparaten blootgesteld zijn geweest, lijken een hoger risico op ALS te hebben. Ook elektrische schokken – bijvoorbeeld tijdens het werk als elektricien – lijken het risico op ALS te verhogen. Peters is nog wel voorzichtig in het trekken van harde conclusies over de gevonden relaties. Mogelijk spelen er nog onbekende factoren een rol. Om dit uit te zoeken is verder onderzoek nodig.